Na een jarenlange daling van de recidive lijkt deze trend te stagneren. Om het beperken van recidive een nieuwe impuls te geven, zijn wijzigingen gewenst in de wijze waarop de sanctie-uitvoering plaatsvindt en georganiseerd is. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op veranderingen in de instroom en op de kenmerken van daders. Het programma Koers en kansen voor de sanctie-uitvoering zet hier op in.

Het ministerie van JenV wil met projecten, die qua ontwerp en uitvoering in de lokale praktijk liggen, de kennis over (het beïnvloeden van) recidive vergroten. In het verlengde hiervan is er de wens om de recidivemonitor van het WODC niet alleen te gebruiken om (veranderingen in) recidivecijfers te meten, maar ook om de monitor zelf te vernieuwen zodat deze beter aansluit bij de behoeften van beleid en praktijk, alsook bij state-of-the-art methodieken en analyses. In dit artikel worden naast de huidige manier van meten met de recidivemonitor, ook vijf richtingen toegelicht waarop de komende jaren het recidiveonderzoek  wordt ingezet.

Wat meten we nu met de recidivemonitor?

Met de huidige recidivemetingen wordt voornamelijk inzicht gegeven in het voorkomen (de prevalentie) van de recidive na afloop van een justitiële titel. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het justitiële dossier van daders. Recidive wordt gedefinieerd als nieuw gepleegde delicten die leiden tot een afdoening van het OM of een veroordeling door de rechter.

Over het algemeen wordt in onderzoek van de recidivemonitor gekeken of daders binnen twee jaar na afloop van een justitiële titel opnieuw terugvallen in de criminaliteit. In voorkomende gevallen wordt ook gekeken naar het type recidive, bijvoorbeeld of iemand opnieuw een zelfde delict pleegt, de ernst van recidive, bijvoorbeeld het opnieuw plegen van een delict dat leidt tot een nieuwe onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, of hoeveel delicten recidivisten plegen.

De toekomst van het recidiveonderzoek

Door de keuzes, die tot op heden gemaakt zijn bij het meten van recidive, wordt niet altijd goed aangesloten bij de complexiteit van de werkelijkheid. Zo is er in bestaande recidivestudies nog maar beperkt gekeken naar personen die al recidiveren tijdens hun justitiële titel. Een goed voorbeeld hiervan is de casus Michael P. Hij was nog in behandeling op het moment dat hij recidiveerde, maar kon tijdens behandeling ‘buiten’ rondlopen.

Verder betekent de keuze voor het gebruik van veroordelingsdata dat personen die naar aanleiding van een gepleegd delict via de politie naar een zorgtraject worden geleid buiten beeld blijven. In het huidige onderzoek van de recidivemonitor worden onderzoeksgroepen gedefinieerd op basis van de laatste justitiële titel of het laatste deel van een traject waarvoor men veroordeeld is of dat opgelegd is. Maar geeft dit voldoende informatie? Om iets te kunnen zeggen over de bijdrage van een interventie aan de recidivevermindering zou je rekening willen houden met waar een justitieel traject uit heeft bestaan. Dan kan niet volstaan worden met alleen een meting aan het eind van het justitiële traject.

Gegeven de hierboven beschreven beperkingen van het huidige recidiveonderzoek is het wenselijk om naaste de vaste beschrijvende recidivestudies meer verdiepende of methodologische studies uit te voeren. Vijf richtingen voor ontwikkeling in het recidiveonderzoek waar de komende jaren op ingezet zal worden, staan hieronder beschreven.

1. Het meten van recidive tijdens een interventie, sanctie of maatregel

In de huidige gehanteerde methodiek om recidive te meten, wordt gebruik gemaakt van twee uitkomsten: recidive of geen recidive. De praktijk is echter veel complexer en weerbarstiger. Zo is bijvoorbeeld bij de tbs-maatregel sprake van een fase dat tbs´ers binnen de poorten van de instelling moeten verblijven en een fase waarin ze geleidelijk tijd doorbrengen buiten in de vrije maatschappij. Bij deze extramurale fase is de justitiële titel nog niet afgelopen, maar komt men al wel ‘buiten’ en kan men opnieuw delicten plegen. Een ander voorbeeld is reclasseringstoezicht. Dit vindt plaats op het moment dat een justitiabele ‘buiten’ in de vrije maatschappij is. Naar recidive die plaatsvindt tijdens een justitiële titel in de vrije maatschappij is nog nauwelijks onderzoek gedaan.

2. Beschrijven van recidive op basis van politiedata

Voor sommige dadergroepen zijn veroordelingsdata niet de meest geschikte gegevens om recidive te meten. Een voorbeeld hiervan is kindermishandeling. Vaak worden daders van kindermishandeling wel gemeld bij de politie, maar direct doorverwezen naar hulpinstanties en gaan ze niet verder de justitiële molen in. Het is echter interessant om na te gaan of deze mensen later opnieuw voor eenzelfde delict bij de politie binnen komen. Dit vraagt om uit te zoeken op welke wijze politiedata gebruikt kunnen worden om recidiveonderzoek uit te voeren en hoe dat zich verhoudt tot de huidige methodiek van het meten van recidive op basis van veroordelingsdata.

3. Meer aandacht voor verklaringen van recidive

In het rapport Terugval in recidive is verslag gedaan van onderzoek naar verklaringen van de daling in recidive. In het onderzoek is voornamelijk gekeken naar verklaringen op macroniveau, zoals sociale cohesie en preventie. Interessant is om ook op individueel niveau na te gaan welke samenhangen bestaan met recidive. Welke samenhang is er bijvoorbeeld tussen recidive en problematiek op gebieden, zoals werk en inkomen, huisvesting, schulden, verslaving en psychische problemen? In de Monitor nazorg (ex-)gedetineerden  is een eerste stap in deze richting gedaan. Een nieuwe meting staat gepland voor de zomer 2020.

Om dergelijk onderzoek uit te breiden is het nodig om meer informatie over mogelijke verklaringen te ontsluiten. Belangrijke informatie die nu nog niet beschikbaar is, is bijvoorbeeld informatie over (problematische) schulden en over behoefte aan zorg. Een andere aanvulling op verklarend onderzoek is om inzicht te krijgen in de effectiviteit van justitiële interventies en de wijze waarop organisaties uit het justitieveld, zoals DJI en de reclassering, en gemeenten en hun veiligheidshuizen bij kunnen dragen aan het verminderen van recidive.

4. Meer inzicht in stoppen met criminaliteit

Bij het meten van recidive wordt tot nu inzicht gegeven in de mate waarin daders terugvallen in de criminaliteit, hoe vaak ze dit doen en wat de ernst is van hun recidive. In het onderzoek van de recidivemonitor kan uitgebreider naar het verloop van de criminele carrière worden gekeken. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een uitdoving van delicten tot het punt dat er geen delicten meer worden gepleegd. Om meer inzicht te krijgen in de mechanismen van het stoppen met criminaliteit is het daarom goed om verder te kijken dan het eerste recidivedelict en meer aandacht te besteden aan het verloop van de criminele carrière.

5. Andere wijzen van rapporteren over recidive

Op dit moment verschijnt eens in de twee jaar een update van de ontwikkeling van de recidive op landelijk niveau. De rapportages worden naar de Tweede Kamer gestuurd en vormen een indicator voor de effectiviteit van beleid. Deze rapportages zijn echter maar in beperkte mate toepasbaar voor lokale of regionale partijen die in de uitvoering werken aan het voorkomen van recidive. Daarom is er de wens om te kijken of en hoe cijfers op regionaal of instellingsniveau beschikbaar gesteld kunnen worden. Hiervoor dient nagegaan te worden op welke wijze betrouwbare cijfers kunnen worden gegenereerd. Vervolgens moet bedacht worden hoe deze cijfers aan de praktijk beschikbaar kunnen worden gesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een dashboard, zoals REPRIS, waar verschillende partijen de voor hen relevante gegevens kunnen genereren.